Nadat de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in 1815 verenigd worden, richt koning Willem I drie rijksuniversiteiten op in het Zuiden: Gent, Leuven en Luik.
In het Gentse stadscentrum wordt de site van het voormalige jezuïetenklooster (1658) in gereedheid gebracht voor de nieuwe universiteit.
De stad schenkt haar bibliotheek aan de nieuwe universiteit. In afwachting van een permanent onderkomen, vinden hier tevens de lessen van de faculteit Rechtsgeleerdheid plaats.
De universiteit kan voor haar onderzoek en onderwijs in de plantkunde gebruik maken van de stedelijke plantentuin.
In het Pakhuis (1560) op de Korenmarkt krijgt de faculteit Geneeskunde een voorlopig onderkomen.
De faculteit Geneeskunde kan voor haar klinisch onderwijs terecht in de Bijloke.
De kapel in de Kortedagsteeg biedt een voorlopige haven voor de faculteiten Letteren & Wijsbegeerte en Wetenschappen.
De stad schenkt de universiteit een prestigieus feestpaleis in de Voldersstraat.
Negen jaar na haar stichting kan de universiteit haar permanente site in de Voldersstraat betrekken.
Ten noorden van de stad, ver van alle drukte en stank, richt Joseph Guislain van de faculteit Geneeskunde een gesticht voor Geesteskranken op.