In 1890 verrijst een monumentaal blokpand met een omtrek van 468 meter en een oppervlakte van 14,700 m2 op de hoogte van de Blandijnberg: het Instituut voor de Wetenschappen. Met zijn monumentale hoofdingangen en dominerende torens oogt het gebouw als een machtige burcht van de wetenschap. ;xNLx;Decennia van universitaire expansie later is de ‘Plateau’ nog slechts een schim van zichzelf. Het gebouw is overwoekerd door bijgebouwen en uitgeleefd door generaties studenten en professoren. Als een oeverloos labyrint staat het symbool voor de ongebreidelde expansiedrift van de wetenschap in de twintigste eeuw. Het getuigt van vervlogen tijden toen wetenschap in grootse en monumentale vormen zijn thuis had; zijn architectuur en verhoudingen zijn echter niet langer op maat van de moderne universiteit.
Nadat de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden in 1815 verenigd worden, richt koning Willem I drie rijksuniversiteiten op in het Zuiden: Gent, Leuven en Luik.
Negen jaar na haar stichting kan de universiteit haar eerste gebouw betrekken, de Aula Academica in de Voldersstraat.
Dankzij een bijzonder bouwkrediet van de overheid kan de universiteit, zestig jaar na haar stichting, een tweede gebouw oprichten.
In een uitgelaten sfeer wordt op 16 april 1883 de eerste steen van het gebouw plechtig ingemetseld. De stad is in feeststemming.
Het nieuwe instituut opent in het academiejaar 1890-1891 zijn deuren om de studenten en professoren van de wetenschappen (kant Rozier) en de bijzondere ingenieursscholen (kant Plateau) te huisvesten.
Een decennium na de oprichting breidt het Instituut uit met een sterrenkundig observatorium.
De toenemende studentenaantallen - van de universiteit in het geheel en van de ingenieursrichtingen in het bijzonder - nopen tot uitbreidingen.
Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog sluit de universiteit haar deuren. Ze wordt, net zoals grote delen van de stad, opgevorderd door de bezettende Duitsers.
In januari 1919 heropent de universiteit na de donkere jaren van oorlog en bezetting.
In de jaren 1920 neemt het aantal studenten aan de ingenieursscholen nog verder toe en wordt het Instituut te klein.